Onze waardering:
5/5

Robert D. Kaplan | Het Weefgetouw Van De Tijd

Robert D. Kaplan (1952) is een Amerikaanse schrijver over internationale (geo-) politiek en reizen en voormalig buitenlandcorrespondent. Hij levert journalistieke bijdragen aan kwaliteitskranten, waaronder de New York Times, The Washington Post, The Wall Street Journal en maand- en tweemaandelijkse magazines zoals The Atlantic, Foreign Affairs, The National Interest en The New Republic. Hij was consultant voor een aantal onderdelen van het Amerikaanse leger, met name U.S. Army Special Forces, United States Marines en United States Air Force.  Hij geeft regelmatig lezingen voor tal van Amerikaanse overheidsinstanties, waaronder de FBI, de National Security Agency, de Pentagon’s Joint Chiefs of Staff, The CIA en bekende universiteiten. Hij woonde in Tunesië, Israël waar hij in het leger diende, Portugal en Griekenland. Hij reisde veel naar het Midden Oosten en Oost Europa. Sinds 1993 is dit zijn 23e boek, na zijn eerste boek dat uitkwam in 1980.

Titel:
Subtitel:

                             Originele titel:                   Auteur :
Vertaling :
Uitgever :
Druk :
Eerste Druk:

Pagina’s: Waarvan:

Het Weefgetouw Van De Tijd

Tussen Stabiliteit En Wentelingen  Van De Middellandse Zee Tot China         The Loom Of Time

Robert D. Kaplan

Conny Sykora
Spectrum
Paperback
NL 16 januari 2024 (V.S. 22 augustus 2023)
446                                                 34 pagina’s noten           

Boeiend en gelaagd inzicht in de meest complexe regio van de wereld, verklaard aan de hand van de geschiedenis van de laatste paar eeuwen, overtuigend door ruim 50 jaar reizen en gesprekken, in combinatie met het werk als journalist en adviseur van afdelingen van verschillende Amerikaanse ministeries door de jaren heen.

‘Ik was 19 jaar toen ik in 1971 in een Grieks-Orthodoxe kerk voor het eerst kennismaakte met deze wereld die aan het Westen grensde. Ik was per trein vanuit Midden-Europa via Joegoslavië naar Griekenland gereisd en was mij bewust van een spectaculaire verandering in sfeer die op die eerste ochtend in Athene een hoogtepunt bereikte in de elfde-eeuwse Kapnikarea-kerk, die zich indertijd bevond op een vluchtheuvel midden op een lawaaiige straat vol verkeer en stoffenwinkels.’

‘Ik bezocht Pakistan voor het eerst in november 1973. Ik reisde met de bus vanaf de Iraanse grens in het westen naar de Pakistaanse grens in het oosten, en bezocht de drie voornaamste steden, Herat, Kandahar en Kaboel.’

Deze twee alinea’s vertellen ons gelijk al veel over de schrijver, die op jonge leeftijd op eenvoudige wijze de wereld bereisde en gefascineerd raakte door andere culturen. Zijn nieuwsgierigheid en interesse in de ander, zowel de mens als haar cultuur, is gebleven en deelt hij met de Poolse schrijver journalist Ryszard Kapuściński (1932-2007). Maar waar Kapuściński schrijver journalist bleef, lijkt Kaplan de behoefte te hebben gehad om dieper te gaan, naast duiding is hij op zoek naar het waarom en naar de oorzaken (geschiedenis) en verbanden, waarbij naast historici, wetenschappers als sociologen, antropologen en filosofen hem helpen een grondige analyse te maken van zijn onderwerpen.

Opzet

De 11 hoofdstukken zijn regionaal opgezet, gebaseerd op de geschiedenis van de oude Rijken. Deze nieuwe reis begint in het oude Byzantijnse Rijk (klein deel Griekenland), vervolgens het Ottomaanse Rijk (deels Turkije), Egypte, het keizerrijk Ethiopië (inclusief Soedan en Eritrea), het Assyrische Rijk en de Vruchtbare Halve Maan (Koeweit, Irak, Syrië, Libanon, Jordanië, Palestina, Israël, afhankelijk van de periode in de geschiedenis), deels Saoedi-Arabië, om te eindigen in de cultuur van de Pasjtoen (Afghanistan, Pakistan) en Perzië (Iran). Zoals hij zelf aangeeft: ‘Mijn eigen reispatroon stond in een eerbiedwaardige traditie: die van Herodotus en Alexander de Grote. […] Maar het heden is niet te begrijpen zonder een goede kennis van het verleden. […] Het incorporeren van het verleden in het heden is alles wat we hebben om door te kunnen gaan.’

Het is boeiend de door de eeuwen heen veranderende grenzen te zien. De vriendschappelijke vs. de vijandige verhoudingen, rijkdom vs. armoede, en de invloed van religie, welke vooral in de laatste eeuw veel meer invloed heeft gekregen, omdat veel bewoners van het platteland naar de steden verhuisden, deels gedwongen door klimatologische omstandigheden. De politieke en economische ontwikkeling van de laatste eeuw worden uitgebreid besproken, deels verklaard en deels geduid, naar een mogelijk toekomstig scenario. Opmerkelijk zijn de (duidelijke) overeenkomsten die Kaplan ziet tussen de Russische president Poetin en de Turkse president Erdogan.

Kaplan veroordeelt het blind streven van de Amerikanen naar democratie, alsof de invoering van verkiezingen automatisch vrede, rust en welvaart brengen. Kaplan citeert daarbij ‘Wallstraat Journal columnist Walter Russel Mead, die een paar jaar geleden met betrekking tot voorzichtige tekenen van democratie in Noord-Afrika schreef, dat noch de autocratische heersers, noch de demonstranten op straat beschikten over “de organisatie, politieke ervaring, ideologische duidelijkheid en technische kennis” om een moderne, bureaucratische bestuurlijke elite te vormen die onderdrukkend noch anarchistisch is.’ Het Westen heeft moeite het verschil te zien tussen amoreel en immoreel, het eerste komt voort uit noodzaak, het tweede uit een wrede en verstikkende tirannie. Regelmatig refereert hij aan de Britse filosoof Thomas Hobbes, ‘die van mening was dat orde belangrijker was dan vrijheid omdat er zonder orde voor niemand vrijheid kon zijn; en dat het daarom de taak van de overheid  was om het gebruik van geweld te monopoliseren, om de mens te beschermen tegen de natuurlijke staat, waar iedereen de vijand van ieder ander was. […] Orde was de eerste prioriteit. Alleen dan kon de orde geleidelijk minder dwingend worden gemaakt.’

Graag wil ik een paar voorbeelden aanhalen die bij de meeste Westerlingen verbazing zullen oproepen.

– De Syrische president Hafez al-Assad, greep in 1970 de macht zonder bloedvergieten nadat in het land, tussen 1946 en 1970 21 regeringswisselingen – bijna allemaal onwettig, en 10 militaire staatsgrepen hadden plaats gevonden. ‘Assad die strek sympathiseerde met de Palestijnen maar minachting had voor hun impulsiviteit en gebrek aan beoordelingsvermogen, zorgde voor een heel nieuwe dimensie in de politiek van het onafhankelijke Syrië: een combinatie van weloverwogen planning en beleids-, discipline, geholpen door wat hij als een noodzakelijke wreedheid beschouwde als de situatie dat vereiste. […] Een hoge Israëlische veiligheidsdeskundige merkte met betrekking tot Syrië op: “om dat land te besturen moet je een beest zijn.” Maar Assad liet zich leiden door objectieve analyse. Hij was een realpoliticus in hart en nieren.’ Belangrijk daarbij is te beseffen hoe de grenzen in dit gebied in de laatste honderd jaar zijn veranderd en tot stand gekomen.

– ‘De Saoedische koning Mohammed bin Salman (MbS) is zowel autocratisch als hervormingsgezind. […] Onder zijn effectieve leiderschap is Saoedie-Arabië een politiestaat geworden waarvan de verfijnde instrumenten van repressie, oorspronkelijk ontwikkeld tegen Al Qaida in de jaren 2000, nu gericht zijn tegen de vermeende vijanden van het systeem. Tegelijkertijd zijn bioscopen, themaparken, rockconcerten en satellietantennes niet langer verboden, net zoals muziek niet meer verboden is en mannen en vrouwen samen uit eten kunnen gaan […] Saoedie-Arabië is onder het bewind van MbS zowel autocratischer als vrijer dan ooit. […] Mensen die hem van informatie voorzien, vertelden me dat ze zijn kantoor binnenlopen en onder de indruk raken van zijn intelligentie en aandacht voor details, en dat is iets anders dan de regelrechte angst zoals seculiere dictators à la Saddam Hoessein of Muammar Gadaffi opriepen. (Wat zijn goedkeuring voor de gruwelijke moord op Khashoggi des te moeilijker te begrijpen en te verdragen maakt.)’

  •  

Uitgangspunt

Kaplan heeft belangrijke maar soms taaie werken bestudeerd van wetenschappers, die als eerste een gedegen studie maakten van nog onontgonnen terrein, dat raakt aan zijn onderwerpen. Hoewel een (klein) deel van hun kennis soms wat gedateerd kan zijn, staan hun werken in de basis stevig overeind. Op deze basis bouwt hij voort en vult aan met meer recente kennis en brengt nuances aan. Ook al heeft hij soms een andere mening op onderdelen dan zijn grote voorbeelden, hij roemt hun inzicht en gedegen kennis. Zelfs als op een bepaald onderdeel het verschil van inzicht erg groot is, ziet hij de kracht van hun betoog.

In hoofdstuk 8, De Vruchtbare Halve Maan, Deel 2, gaat hij uitvoerig in op het verschil van inzicht tussen de Britse historicus Arnold J. Toynbee (1889-1975) vs. de Irakees-Brits Joodse en eigenzinnige maar dappere historicus Elie Kedourie (1926-1992). Omdat de laatste weigerde op verzoek van een van zijn examinatoren zijn thesis aan te passen, behaalde hij niet zijn prestigieuze DPhil in Oxford. ‘Maar Elie Kedouries genadeloze afrekening met schijnheilige praatjes en formulair denken is veel meer dan een vlijmscherpe aanval op beleefde, conventionele ideeën over het Midden-Oosten. Kedourie, die Engels, Frans en Arabisch sprak, was een even belangrijke gebiedsspecialist als de beste arabisten en buitenlandcorrespondenten. Maar anders dan de meeste gebiedsspecialisten schreef hij – heel bewust – zonder sympathie voor zijn onderwerpen en begreep hij tegelijkertijd intuïtief de subtiliteiten en abstracties van de intellectuele discussie die zijn geschriften deden ontbranden. Kedourie was een intellectueel met een fabelachtig geheugen voor de geschiedenis. […] Maar het belangrijkste van alles was dat hij een ouderwetse integriteit bezat die ontzag inboezemt in deze tijd van algemeen heersende diplomatenterreur.’

Een soortgelijke controverse liet hij al zien in het hoofdstuk 2, De Egeïsche Zee, tussen de Brits Amerikaanse historicus Bernard Lewis (1916-2018) en de Palestijns Amerikaanse literatuur- wetenschapper Edward Said (1935-2003), naar aanleiding van Saids boek Orientalism in 1978 in de New York Review of Books. ‘Door zijn aanval op wat hij zag als heimelijk imperialistische motieven van westerse schrijvers en Midden-Oosten deskundigen, deed Said met dit ene boek ontegenzeggelijk meer dan wie ook voor de ontwikkeling van het vakgebied postkoloniale studies. Lewis boorde Saids boek de grond in door de juistheid ervan te betwisten en het hele postkoloniale thema af te breken, waarbij hij en passant zijn eigen formidabele kennis van verschillende Midden Oosterse talen en tradities demonstreerde. Dat ontlokte Said een even venijnige en uitvoerige reactie  waarbij hij de rol speelde van de beminnelijke rebel die het huis van de almachtige geleerden was binnengedrongen. Het was een geval van de geschiedenisexpert gewapend met al het bronnenmateriaal tegen de Britse professor die de literaire consequenties van dat alles en dus het effect op de politieke verbeelding van mensen begreep.’ Kaplan voegt daar aan toe “dialoog leidt tot verdieping’, iets wat in het huidige debat node wordt gemist.

In politiek opzicht komt Europa in het boek nauwelijks voor, dat heeft alles te maken met het feit dat Amerika (nog) de meest invloed heeft. In het verleden vanwege de wederzijdse  oliebelangen, nu voor leveringen van hoogwaardig defensiematerieel en ondersteuning. China wint aan invloed door grote investeringen en energiecontracten. Maar voor een vreedzame en stabiele toekomst is het oog vanuit de meeste landen gericht op Singapore. In zijn boek De Wereld Na Amerika (2008) voorspelt Fareed Zakaria dat de invloed van Amerika wellicht met 2% per jaar zal afnemen. Kaplan laat zien dat deze trend zich voorzet.

Persoonlijk

Kaplan was oorspronkelijk voorstander van de invasie in Irak. In hoofdstuk 8, De Vruchtbare Halve Man, deel 2, gaat hij voor de tweede keer, nu uitgebreid daarop in. Ingegeven door de ‘verstikkende sfeer van repressie die ik voelde tijdens twee bezoeken aan het land in de jaren tachtig, toen bij gelegenheid mijn paspoort door de Iraakse veiligheidsdienst werd ingenomen en dat niet terug kreeg, tot op de ochtend dat ik het land verliet. Ik slaagde er ieder geval nooit in om buiten de georganiseerde officiële interviews met Iraki’s te praten. Niemand glimlachte of leek oprecht te glimlachen. […] Daarom riep ik samen met ongeveer 12 anderen, onmiddellijk na 11 september 2001, op een rapport op te stellen waarin we onder andere de regering Bush junior adviseerden het regime van Saddam omver te werpen. […] In plaats daarvan dacht ik dat de Verenigde Staten de kans die 9/11 bood konden gebruiken om een betere dictatuur in Irak te vestigen, zoals die in Egypte en Pakistan, die door stabiliteit en meer verlicht autoritarisme zowel de situatie van de mensenrechten in Irak als Amerika’s strategische positie in de regio enorm had kunnen verbeteren. […] Ik had het mis.’ Op de volgende pagina’s licht hij zijn verkeerde inschatting nader toe, die uiteindelijk tot een depressie hebben geleid en om medische begeleiding vroegen. Een litteken is gebleven, het heeft hem een beter journalist gemaakt.   

Conclusie

De titel van het boek is ontleend aan de Britse historicus en filosoof Arnold J. Toynbee (1889-1975), ‘Het werk van de Aardgeest, zoals hij weeft en zijn draden trekt op het weefgetouw van de tijd’ vormt het ‘grondritme’ van de menselijke geschiedenis, zoals die ‘zich manifesteert in de geboorte en groei en ineenstorting en desintegratie van menselijke samenlevingen’. Maar dit ‘eeuwig draaien van het wiel is geen vergeefse herhaling als iedere omwenteling het voertuig dichter bij zijn doel brengt […] en de geboorte van iets nieuws betekent’. Omdat het ‘weefgetouw van de tijd‘ zo langzaam beweegt, maken de afzonderlijke ‘ondergangen en desintegraties’, waardoor de media tegenwoordig zo worden geobsedeerd met betrekking tot het Midden-Oosten, het onmogelijk om te zien dat er iets geheel nieuws aan het ontstaan is.

Door zijn brede en gelaagde benadering is Robert Kaplan meer dan geslaagd om deze complexe regio een gezicht te geven dat verder gaat als de zoveelste crisis, aanslag, incident en alleen maar olie. In 2010-2011 verscheen zijn boek Moesson, De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten, een boek dat geografisch aansluit bij dit boek. Echter, in dit boek komt alle kennis en ervaring van meer dan 50 jaar reizen, schrijven, studeren en gesprekken voeren met deskundigen en lokale bewoners, van hoog tot laag samen. De kracht van het boek is onder meer het denken uit het lokaal perspectief in plaats van het typisch Westers beeld.

Dit boek is een must read voor iedereen die wil proberen iets van, wat Kaplan noemt het grotere Midden-Oosten, te begrijpen. Om te beginnen voor alle beleidsmakers op de Ministeries van Buitenlandse Zaken in Europa, en natuurlijk de buitenlandwoordvoerders in de parlementen. Het zal op enig moment als klassieker op de lijst van de beste geopolitieke boeken worden opgenomen.

Noot: China komt alleen ter sprake in de proloog, waarin wel de link gelegd wordt met het gebied dat dit boek behandeld. Israël ontbreekt, maar dat is vermoedelijk omdat dit nieuwe land pas 75 jaar oud is.

Zeeland, 14 februari 2024.

Robert D. Kaplan | Het Weefgetouw Van De Tijd