Kafka in de Polder, De Drvkkerij, Middelburg 21 juni 2024
“
Kafka in de Polder
Tweegesprek met als thema “Ons Soort Kunst”, tussen Rob van Essen, de tweevoudige Libris literatuur winnaar, 2019 en 2024 en Martin de Haan, debuutschrijver, tevens topvertaler die de boeken van Michel Houellebecq en Milan Kundera uit het Frans in het Nederlands heeft vertaald.
Het schoot me ineens te binnen hoe anders de dingen tegenwoordig zijn. Midden in een stuk waarin Rob van Essen voorlas uit eigen werk dwaalde ik af en droomde terug naar een lezing van Jan Wolkers in de Middelburgse Schouwburg foyer, vermoedelijk ergens in 1975 of daaromtrent. Ik was een jaar of veertien en zat in de eerste klas middelbare school en was gegrepen door de krachtige beeldhouwers taal van de schandalige volksschrijver. Een volle foyer, een paar honderd mensen, en Wolkers die woest als z’n rode manen zíjn proza de zaal in smeet. De eerste rijen onder het speeksel van “De achtste Plaag”. Het middengedeelte met wapperende haren tijdens de “Het Tillenbeest” en achterin liet een adorerende bakvis na een opwindend stukje uit “Turks Fruit” een zucht ontsnappen en een vochtig plekje achter op het chique schouwburg pluche. Dat waren nog eens tijden voor een 14 jarige pukkelige puber die schuchter op kleine afstand stond van de grote meester. Sommige handtekeningen werden tijdens het signeren voorzien van een tekening van een blote vrouw. Mijn zakgeld was niet toereikend voor een aanschaf. Dat is later ruimschoots goed gekomen.
Op deze winderige woensdagavond in de Middelburgse Drvkkery, een slordige 50 jaar later, lazen Rob van Essen en Martin de Haan allebei een stukje voor uit eigen werk en gingen ze met elkaar in gesprek. Het bracht me niet van m’n stuk zoals dat 50 jaar geleden het geval was. De avond was aangekondigd als een soort vernissage. Een gesprek over realisme, irrealisme en surrealisme, met name over hun eigen kunst en speciale aandacht voor de honderd jaar geleden overleden Franz Kafka.
Surreëel werd het zeker, maar het was de vraag of dat de bedoeling was. De brasserie van de Drvkkery was “gevuld” met een twintigtal mensen waarvan het overgrote deel, zo bleek gedurende de avond, nog geen kennis had genomen van de literaire verrichtingen van het duo in de fauteuils met de microfoons. Ik heb me er al eerder over verwonderd hoe anders mensen kunnen reageren als je ze een microfoon geeft. Bij schrijvers die eigenlijk geen weg weten met hun te groot gegroeide ego, wordt het nog extremer. Het gesprek dat de heren met elkaar voerden nam zonder dat ze zichzelf daarvan waarschijnlijk bewust van waren – of was het opzettelijk?, een Kafkaëske vorm aan. Waar zaten we nu eigenlijk naar te kijken? Ze kregen er in ieder geval geen genoeg van om elkaars werk zo mogelijk vrijwel kritiekloos te bewieroken. Dat is op zich niet zo kwalijk. Dit soort avonden worden ook georganiseerd om boeken te verkopen. Hier werd het bij vlagen gênant. Er ontstonden ook een soort van een-tweetjes met een enkel persoon uit het publiek maar die bleek later met een van de twee schrijvers persoonlijk verbonden te zijn. Wat betreft het verdere contact met het publiek bleef het beperkt tot het uitwisselen van een geadviseerde leeslijst, en de titel van een boek van een beroemd schrijver die even zoek was. Nog steeds wonderlijk. Waar zat ik nu eigenlijk naar te kijken? De koketterie wist van geen ophouden. Rob van Essen ging steeds meer onderuit gezakt zitten en streek nog eens tevreden door z’n haren en oreerde vrolijk door met een toon die steeds meer ging lijken op een imitatie van Jort Kelder, het werd haast karikaturaal.
Naar mijn idee werd het gedurende de avond steeds lastiger voor deze twee slagers die hun eigen vlees keurden om de sympathie van het schaarse publiek aan hun kant te krijgen. Een ingelaste pauze om de foto’s van Martin de Haan te bekijken hielp daar niet veel aan. De enige vraag uit het publiek over de verbinding tussen het fotowerk en het literaire werk kreeg een onbevredigend antwoord. Hij wist zelf ook niet wat hij fotografeerde, en de betekenis van een gefotografeerde en bewerkte boom werd pas duidelijk toen zijn uitgever de connectie zag.
Er zijn schrijvers wiens werk voor zich spreekt, er zijn ook schrijvers die het altijd nodig vinden om even een collega een sneer te geven. Rob van Essen leek het onnodig om een roman te schrijven over de toekomst van het toerisme in Europa, een duidelijke sneer naar een van de beste Nederlandse schrijvers deze eeuw Ilja Leonard Pfeijffer: Grand Hotel Europa (20219), hèt boek dat in 2019 de Libris literatuurprijs had moeten winnen. Martin de Haan moet nog even vertellen dat hij nog een jaar met dezelfde schrijver een klas in Leiden had gedeeld, zonder vermelding hoe dat was.
Uiteindelijk kwamen we toch nog bij Franz Kafka terecht, na heel veel omzwervingen door hun eigen werk waarbij ook Rob van Essen de invloed van Kafka niet echt kon duiden. Behalve dan de adoratie voor zijn werk ethos en zijn bewondering voor zijn onafgemaakte verhalen. Zo voelde de avond ook een beetje. Onaf.
Ook jammer is dat deze schrijvers blijkbaar geen oog hadden voor de lezers en de boekwinkels. Ze gaven bij vlagen de indruk niet te beseffen dat ze er mede voor het publiek zaten. De laatsten doen hun uiterste best een breed scala aan boeken te presenteren, in een tijd van ontlezing en voortdurende kostenstijgingen. Als de aanwezigen nog een stimulans nodig hadden hun boeken te kopen, dan was dit tweegesprek niet geslaagd. Hier hadden ze juist een voorbeeld kunnen nemen aan Ilja Leonard Pfeijffer. Maar wees getroost, een dergelijke avond is eerder uitzondering dan regel. Laat u niet ontmoedigen en zorg dat u er een volgende keer (wel/weer) in groten getale bij bent.
Jan Francois, Middelburg, 22 augustus 2024